dag deel |
lesinhoud |
1. |
Van ziel tot lichaam; het Basis-Bio-Regulatiesysteem Ziekten hebben diverse ontstaansgeschiedenissen. Sommigen stammen uit vorige levens, sommigen uit de tijd van de baarmoeder, anderen wellicht door overerving of door ingesleten overtuigingen en weer anderen door pure vermoeidheid en een verzwakt immuunsysteem of louter pech. In deze eerste les wordt aanschouwelijk gemaakt hoe die diverse ziekten hun intrede doen in ons lichamelijke gestel. Waarom soms homeopathie wel en soms niet werkt, evenals voetreflex zone therapie acupunctuur of hypnotherapie etc. Aan de hand van ons lichaam op microniveau, de cel en de vrije vochtstroom er om heen, wordt duidelijk gemaakt, hoe emoties zich vastzetten in de cellen en zo als het ware als lichaamsgeheugen gaan werken. Tevens wordt aanschouwelijk gemaakt hoe het kan dat we ook emotioneel van onze ouders erven, zodat ook dit een bron van ziek-zijn met zich mee kan brengen.
|
2. |
Het zenuwgestel en de grote hersenen Als eerste worden prikkels via het zenuwgestel doorgegeven aan onze organen, dan volgen de spieren en tenslotte ons bottenstelsel. Deze hiërarchie maakt dat we in les twee beginnen met het zenuwgestel. Hoe we te maken hebben met twee zenuwstelsels, en hoe ze steeds gepaard gaan. Aan- en afvoer, activerend en remmend. Hoe worden deze prikkels vertaald in ons hoofd, of kortweg, waar gaan ze naar toe. Waar is het station te vinden, waar prikkels worden omgezet in emotionele gewaarwording. Hoe is dit te beïnvloeden, of waarom werkt hypnotherapie daarop. Maar ook, hoe regelt de mens zelf (onbewust) deze centra. In deze les krijgt les één meer body en worden verbanden zichtbaar. Indien tijd, wordt er een kleine oefening gedaan.
|
3. |
Het zenuwstelsel, de grote en kleine hersenen Bouw en functie van de beide hersenen worden overgedragen, evenals de functie van neurotransmitters en neuropeptiden. De belangrijkste hersenstoffen worden in kaart gebracht. De ziekte van Parkinson en Schizofrenie als antagonisme. De bijzondere afwijkingen die voortkomen uit de kleine hersenen.
|
4. |
Het zenuwgestel en het hormoonstelsel (deel 1) Tachtig procent van onze huidige ziekten ontstaan door stress. Stress is een overspanning van ons reflexmatige hormoonsysteem. Hoe werkt het reflexmatige hormoonsysteem en wat is stress precies. Waar herken je het aan, bij je cliënt of collega. Welke medische adviezen kun je cliënt naast therapie meegeven. Het verschil tussen burn-out en overspannen zijn. Deze les wordt vergezeld van een oefening om het mechanisme van stress te ervaren. Tevens wordt in de oefening kennis overgedragen over de polariteit van stress: het activeren van de thymus. Wat is de thymus, waar bevindt die zich, wat is zijn functie in relatie tot stressbeheersing en hoe activeer je die. Verbanden met het hartchakra en het immuunsysteem.
|
5. |
Het hormoonstelsel (deel 2) Onder invloed van ons zenuwgestel worden impulsen doorgegeven aan de hypofyse, die op hun beurt weer hormoonklieren aansturen die tot doel hebben ons lichaam in balans te houden (behoudens de geslachtshormonen). Wat is een hormoon. Hoe werkt het systeem en wat is de functie van de resp. hormonen. Waar moet je met therapie aan denken. Hoe zit dat met de vrouwelijk en manlijke organen in dit verhaal. Welke rol hierin speelt de epifyse (pijnappelklier). Deze les kan met een oefening gepaard gaan, die leert hoe je hypofyse etc. kunt ontdoen van ongewenste invloeden.
|
6. |
De spijsvertering Van buitenwereld naar binnenwereld. Van keuren en innemen, via verteren tot opnemen of loslaten. Verbanden met de psyche en de jonge jaren van ons bestaan. De nimmer aflatende rol van de moeder in dit gevoelige systeem. Waarom de darmen met name angst opslaan en de lever vooral meer boosheid vasthoudt. De rol van de galblaas en de plaats van het immuunsysteem in dit darmenstelsel. Deze les gaat vaak met een oefening gepaard om de rol van de op-voeder te verduidelijken.
|
7. |
De bloedsomloop, het hart en de longen Hoe ziet de bloedsomloop er uit. Het verschil tussen arteriële en veneuze bloedsomloop. De plek van de longen in de bloedsomloop. Wat zijn de vaste elementen in het bloed. Wat vervoert het bloed. Waar hebben problemen met bloed mee te maken. Essentiële informatie over de verschillen met de prenatale bloedsomloop. Het ontstaan van spataderen (kleine oefening).
|
8. |
Het immuunsysteem, de milt en de lymfe In deze les wordt het immuunsysteem in kaart gebracht, samen met de lymfe. In deze les wordt de bovenstaande lessen samengevoegd tot een groter geheel. Tevens wordt behandeld: de relatie tussen het immuunsysteem, kanker en aids. De werking van het immuunsysteem op de longen wordt behandeld (bij ziekten), evenals op ziekten die met bloed van doen hebben, of op ziekten die met de darmen te maken hebben. Ook auto-immuunziekten worden behandeld. Een les die bij uitstek geschikt is om vragen naar boven te halen van onderwerpen die toch nog niet helemaal duidelijk waren.
|
9. |
De nieren en andere uitscheidingsorganen Doorgaans vraagt les 8 om wat herhaling van stof die een week de tijd heeft gehad te bezinken. Vervolgens worden bouw en werking van de nieren behandeld. Ook waarom ze in de Chinese acupunctuur steeds verbonden worden met angst. Tevens wordt de huid als uitscheidingsorgaan behandeld.
|
10. |
Rugklachten en houdingsaspecten Hoe ontstaan rugklachten en afwijkingen in lichaamshoudingen. Wat er aan te doen. De werking van ons krachtscentrum (de hara of het tweede chakra in dit verhaal) en hoe dit zich verhoudt tot het recht op lopen van de mens.
|
11. |
De zintuigen en de reststof De ogen en oren. hersenblindheid en hersendoofheid. Maar ook NLP, horen en zien. Wat de mens er zelf tussen zet, wanneer hij het niet meer zo goed ziet of hoort. Tevens wordt het thema ‘ruiken, roken en proeven’ behandeld. Tenslotte komt in deze laatste les nog eventuele ‘reststof’ aan bod.
|
12. |
Psychopharmaca
*Antidepressiva (zoals prozac, seroxat),
*Slaap- en kalmeringsmiddelen en antidepressiva (zoals diazepam/valium, rohypnol, temesta, mogadon, seresta),
*Antipsychotica (zoals haldol),
*Stemmingsstabilisatoren (zoals lithium),
*Ritalin.
De volgende thema’s komen zeker aan bod:
*Waarvoor dienen ze?
*Hoe en waarop werken ze?
*Hoe ga je om met bijwerkingen? |